zaterdag 23 juli 2011

Monte Zoncolan: de apotheose

Met onze verplaatsing naar Caorle begon ook de geestelijke voorbereiding op mijn laatste fietsavontuur van deze vakantie: de Monte Zoncolan.

Vanochtend werd ik om ongeveer 6 uur wakker. Ik had alle spullen al klaar gezet, dus ik kon meteen vanuit mijn bed de auto inschuiven. Helaas had ik in de voorbereiding geen rekening gehouden met het ontbijt... Nou ja, zo'n ontbijt levert alleen maar extra lichaamsgewicht op dat ik mee naar boven zou moeten sjouwen.

Na een autoritje van bijna 2 uur kwam ik aan in Ovaro. Ik parkeerde mijn auto op een pleintje in Liariis. Ik snoof de authentieke Italiaanse sfeer op die dit dorpje uitademde. Alles klopte aan dit plaatje: de blaffende hond, het oude vrouwtje dat kromgebogen steunend op haar wandelstok voorbij kwam schuiven. Het was nog een beetje vroeg, maar als ik even gewacht had zou er ongetwijfeld een pastoor passeren en een postbode langsfietsen. Mijn autorit was nu al de moeite waard geweest! De verleiding was groot om het winkeltje (panettiere / latteria) op de Piazza Pantò di Liariis binnen te stappen voor een kopje espresso...

Nee, ik kwam hier voor één doel en voor één doel alleen: de Monte Zoncolan. Volgens "De legendarische beklimmingen van de Giro d'Italia" (Peter Leissl) overwin je op deze beklimming over een afstand van 9,9 kilometer maar liefst 1210 hoogtemeters, een gemiddeld stijgingspercentage dus van ruim 12%! Niet voor niets wordt de toegang tot deze berg ook wel "poort naar de hel" genoemd. De finales van de Giroetappes leveren op deze berg beelden op van worstelende wielrenners die het gevecht aangaan met iedere meter die ze vooruit moeten komen. Als profwielrenners al zoveel moeite hebben om hier omhoog te rijden, hoe zou ik hier dan ooit boven moeten komen???

Ik trok mijn wielerkleding aan (Alpe d'HuZes 2011 uiteraard) en ik zette de wielen in mijn fiets. Eerst nog even afdalen naar Ovaro, omdraaien en... daar ging 'ie dan! Het stuk van Ovaro naar Liariis viel (ten opzichte van de rest van de beklimming) nog mee: een gemiddeld stijgingspercentage van ongeveer 10%. In Liariis vlakt de weg even af. Ik passeerde het pleintje waar ik mijn auto had geparkeerd. Echt geen espresso? Nee, echt geen espresso; ik reed verder richting het bos. Daar, vanaf de poort naar de hel, zou het geweld van de Zoncolan pas echt losbarsten.

De statistieken van deze berg slagen in er in de verste verte niet in om te beschrijven hoe zwaar deze berg is vanaf het punt waar je "La Porta per Inferno" bent gepasseerd. Een vergelijking met een andere beklimming zou ongetwijfeld meer zeggen dan de koude statistieken, maar alle bergen die ik tot dusver had gedaan zouden als referentie een belediging zijn voor deze berg. Kilometers lang gaf mijn Garmin een hellingshoek aan van 15 of 16 procent. Slechts heel af en toe mocht ik genieten van een stukje waarop de weg met 13 of 14 procent opliep. Daartegenover stonden hele gemene meters met uitschieters van boven de 20%. Met deze stijgingspercentages was het niet mogelijk om te blijven zitten. Ik had mazzel dat het wegdek droog was. Mijn achterwiel hield hierdoor voldoende grip, ook tijdens de stukken waarop ik staande moest klimmen. En hoe zwaar het ook was, ik genoot van ieder moment. Wat een voorrecht om hier te mogen knokken.

Naast een extreem zware klim is de Monte Zoncolan vooral een beklimming van ongekende schoonheid! Het perfect geasfalteerde wegdek slingert door een schitterende bosrijke omgeving. Bovendien zijn er om de paar honderd meter grote banners geplaatst van wielerhelden die in het verleden grootse daden hebben verricht in Italië: Coppi, Bartali, Moser, Saronni, ... Tussen deze iconen doorfietsen; dit is wielerbeleving optima forma!

Pas na het passeren van de boomgrens, in het gedeelte van de klim waar je de 3 tunneltjes passeert, kon ik even bijkomen. Precies lang genoeg om mij op te laden voor het behoorlijk heftige staartstukje; ook de laatste kilometer moest ik stevig stampen op mijn 34 x 28 (volgens mij het zelfde verzet als waarmee Bauke Mollema in 2010 omhoog was gereden).

Op de top van de berg werd ik enthousiast begroet door 2 Italianen. Zij hadden mij met hun auto vlak voor de top ingehaald. Bij de uiting van hun enthousiasme werden zij niet gehinderd door een Calvinistische rem. Er kwam een stortvloed aan Italiaanse superlatieven over mij heen. Guus van Holland opent zijn stukje 'Paradiso' met de woorden "Italië is een paradijs voor wielrenners. Zeggen de wielrenners. Waarom? Omdat ze worden geëerd, verzorgd, gestreeld en verwend als kroonprinsen.". Als deze mannen representatief zijn voor de overige Italianen, dan heeft Guus met de keuze voor het woord 'paradijs' de werkelijkheid schromelijk onderschat. Deze mannen hadden al heel wat bergen gezien: de Galibier, de Tourmalet... maar dit? Dit was waanzin!!! Ik had hier, in hun optiek, een prestatie geleverd van uitzonderlijke klasse! Het leek me verstandig om maar niet te vertellen dat ik het op een lege maag had gedaan en om ze maar niet te laten zien dat ik het met een compact had gedaan, want dan zouden vast en zeker helemaal gek zijn geworden. Natuurlijk wilden zij een fotootje van mij maken. Dat hadden ze ook al gedaan vlak voordat ik de top had bereikt. Ze beloofden mij de foto's via email te sturen. Ik ben benieuwd of het gevoel van gelukzaligheid tijdens deze laatste meters op deze foto's is vastgelegd...

Tijdens de afdaling ben ik slechts 2 andere fietsers tegengekomen die omhoog reden. Slechts 2... Ach, het was nog vroeg!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten